Geachte heer,

Dank voor uw reactie maar laat mij toch enkele fundamentele punten verduidelijken.

Veiligheid is geen gunst, geen sponsoring en geen subsidie, maar een kerntaak van de overheid. Dat geldt voor iedereen, ongeacht afkomst, overtuiging of de aard van de bijeenkomst. Wanneer er een verhoogde dreiging bestaat — vastgesteld door het OCAD — is het de verantwoordelijkheid van de overheid om die dreiging aan te pakken. Dat is exact waarom we een staat hebben.

De vergelijking met sportwedstrijden, wielerkoersen of commerciële evenementen gaat niet op. Dat zijn activiteiten met een commercieel of recreatief karakter, vaak georganiseerd door private spelers met inkomsten, sponsoring en ticketverkoop. Publieke religieuze of maatschappelijke samenkomsten op een plein vallen daar niet onder. En scholen of culturele centra al helemaal niet. Elke gemeenschap heeft het recht om vreedzaam en veilig samen te komen in de openbare ruimte.

Belangrijker nog: de Joodse gemeenschap vraagt geen extra veiligheid omdat ze dat “wil”, maar omdat ze moet, door een aantoonbare en reële dreiging. De “oorzaak” van die veiligheidsmaatregelen ligt dus niet bij de gemeenschap die samenkomt, maar bij zij die dreigen met geweld of terreur. Het principe “laat de organisator betalen” zou in dit geval betekenen dat slachtoffers van haat en intimidatie ook nog eens financieel gestraft worden. Dat is een gevaarlijk precedent.

Je voorbeeld van het gemeentehuis en een identiteitskaart is begrijpelijk, maar niet vergelijkbaar. Administratieve dienstverlening is iets totaal anders dan de bescherming van burgers tegen geweld. Niemand vraagt jou te betalen wanneer een school, winkelstraat of kerstmarkt extra bewaakt wordt na een bommelding. Dat gebeurt — terecht — collectief, via de overheid.

Tot slot: als we als samenleving beginnen redeneren dat wie bedreigd wordt zelf maar moet betalen voor zijn veiligheid, dan plooien we effectief voor terreur. Dan creëren we een systeem waarin intimidatie loont en waarin het openbare leven stap voor stap wordt uitgehold. Dat kan en mag nooit de bedoeling zijn.

De Joodse gemeenschap — net als elke andere — heeft maar één wens: dat die dreiging er niet is. Tot die tijd is het de plicht van de overheid om haar burgers te beschermen. Niet meer, maar ook niet minder.

Met vriendelijke groet,
Michael Freilich