Er werd de voorbije dagen heel wat mist gespuid, niet in het minst door Els Keytsman, directrice van UNIA, die via videofilmpjes, louter op basis van eigenbelang, de mensen wijs maakt dat Vlaanderens keuze meer zal kosten aan de burger. Dat is natuurlijk manifest onjuist, wij willen net kosten besparen en de efficiëntie verhogen.

Vanzelfsprekend erkent mijn partij de noodzaak voor een instelling voor gelijke kansen en anti-discriminatie zoals opgelegd door Europa. Maar samen met vele anderen stel ik vast dat Unia als interfederale instelling niet werkt. Het is een moloch en een gedrocht geworden dat steeds verder buiten de lijntjes kleurt en zichzelf nieuwe beleidsdomeinen toe-eigent. Wat te denken van de stap waarbij Unia commentaar geeft op de verschillende regeerakkoorden in dit land. De instelling weigert ook elke vorm van externe controle of audit door de overheid die haar financiert en haalt daar “privacyredenen” voor naar boven.


Tot slot gedraagt mevrouw Els Keytsman zich als directrice van haar instelling eerder als een activiste pur sang, die zich vooral uitspreekt tegen bepaalde politieke overtuigingen in. Ze kwam enkele jaren geleden op voor Groen en heeft die Groen-linkse ideologie duidelijk nooit achter zich gelaten.

N-VA wil dus een Vlaams mensenrechteninstituut voor de Vlaamse bevoegdheden (bvb. onderwijs, zorg) en voor de federale bevoegdheden willen we naar één overkoepelend orgaan door de sluiting van Unia en de fusie van Myria, het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen en het recent aangekondigd mensenrechteninstituut. Dat nieuwe instituut moet zich vervolgens strikt beperken tot de taken en bevoegdheden van de Europese en internationale verplichtingen.

Neutraal

Essentieel is ook dat deze mensenrechteninstelling onafhankelijk en neutraal hoort te zijn. Unia is dat voor alle duidelijkheid al lang niet meer. Het huidige UNIA heeft intussen de perceptie gekregen van een militant activistische middenveldorganisatie. Activistische directieleden en mensen met een verleden in de politiek zouden geen deel mogen uitmaken van het directiecomité.

Zo’n instituut kan dat onmogelijk doen vanuit één welbepaalde ideologie of maatschappijbeeld. Dit moet gebeuren vanuit een breed gedragen maatschappelijke consensus.

Unia volhardt ook in de boosheid door de manier waarop directeur Keytsman reageert tegen een beslissing van de Vlaamse meerderheid. Ze weigert zich open te stellen voor de Vlaamse grondstroom, minimaliseert, ridiculiseert en negeert de culturele angst en vervreemding van veel Vlamingen.  Waarom horen wij Unia nauwelijks over homofobie bij moslims? Of over vrouwonvriendelijkheid in de salafistische islam? Of over het antisemitisme ter linkerzijde?

De taak van zo’n nieuw – “lean and mean” - mensenrechteninstituut is een bemiddelende, preventieve en hooguit adviserende rol. Dat een instituut als UNIA zich burgerlijke partij kan stellen zorgt niet alleen voor een juridisch onevenwicht in de rechten van slachtoffers. Het zorgt ook voor een hoge juridische kost en leidt tot absurde situaties waarbij UNIA ver over de grens van haar bevoegdheden gaat én gerechtelijke procedures voert tegen de overheden die ze vooral hoort te adviseren.

De bewieroking van het Brusselse regeerakkoord enerzijds én de oorlogsverklaring tegen het Vlaamse regeerakkoord anderzijds zijn twee recente voorbeelden van politiek activisme.

Tijd dus om ook op federaal vlak de stekker uit te trekken.